En inderdaad, zodra Saul zich had omgedraaid om zijn weg te vervolgen, maakte God van hem een ander mens. En alle voorspelde gebeurtenissen kwamen diezelfde dag nog uit. Toen ze bij Gibea aankwamen, kwam hun een stoet profeten tegemoet. Saul werd gegrepen door de geest van God en raakte net als zij in vervoering. Allen die hem van vroeger kenden en zagen dat hij zich in vervoering bij de profeten had aangesloten, zeiden tegen elkaar:
‘Wat is er met de zoon van Kis gebeurd? Hoort Saul nu ook al bij de profeten?’ En een van hen merkte op:
‘Wie is hun vader eigenlijk?’ Zo komen we aan de uitdrukking:
Hoort Saul nu ook al bij de profeten? Toen zijn vervoering voorbij was, ging Saul naar de offerhoogte. Zijn oom kwam op hem af en vroeg aan hem en zijn knecht waar ze geweest waren. ‘De ezelinnen zoeken,’ antwoordde Saul. ‘Maar we konden ze niet vinden en toen zijn we naar Samuël gegaan.’ ‘En, wat heeft hij tegen jullie gezegd?’ vroeg Sauls oom. ‘Hij heeft ons alleen maar gezegd dat de ezelinnen terecht waren,’ antwoordde Saul. Maar dat Samuël over het koningschap had gesproken vertelde hij niet.